Met schone lei
Zeger keek vanaf het perron uit over het verregende pleintje voor het station, vol met slordig gestalde fietsen in alle stadia van verval. De flat was een kwartiertje lopen vanaf station Lelylaan, had de reclasseringsambtenaar hem verteld. Hij kon enig meubilair verwachten, geen inventaris. Beddengoed was wel aanwezig.
Om hem heen drongen pubers zich langs de trap naar beneden. Jongens vuilbekkend naar de meiden die zich, gearmd met tassen om de schouders – Vuitton made in Shenzhen – niets aan hen gelegen lieten liggen, met zijn allen als een lawine Zeger naar beneden stuwend. Onder aan de trap werd zijn koffer uit zijn hand gedrongen en struikelde hij over zijn eigen valies. Het bordkartonnen geval sprong open en over de natte tegels lagen overhemden, twee broeken, wat ondergoed en een paar shirts verspreid. Onaangedaan stapte de jeugd er doorheen. Een goed begin van zijn nieuwe start.
Voor hem lag een trambaan, in de verte flats en aan de overkant zag hij een klein winkelcentrum. Het begrip asfaltjungle was nog nooit zo concreet geweest. In een winkel flikkerde het felle rood, groen en blauw van de Action, waar hij door werd aangetrokken als een insect door het licht.
In de winkel was het hem vreemd te moede. De ongeorganiseerde chaos, waar kilo’s bestek naast bollen breiwol, goedkope snuisterijen tussen de olie en azijnstellen en schrijfwaar te midden van ondergoed lag uitgestald. Vroeger ging hij op zaterdag met Geraldine en de kinderen de stad in, voor zover je Schoonhoven een stad kon noemen, en dan gingen ze naar de Hema. Je had een afdeling Herenmode en een afdeling Schoolspullen en zo meer. Ze kochten onderbroeken voor Wybren en tekengerei voor Roos en daarna hadden ze koffie met een appelpunt in de lunchroom. Een kinderijsje voor de kinderen. Wybren, die was nou 18, die was vast al het huis uit.
Hij schuifelde wat onzeker tussen de bakken door. Messen, vorken, lepels, glazen. Een pan. Een doek zou hij ook wel nodig hebben, iets om af te drogen en zo’n sponsje. Een afdruiprek? Ach, op het aanrecht droogde de boel ook wel. Met een mand vol sloot hij aan in de rij voor de kassa. Veel buitenlanders hier. Het was allemaal wel veranderd in die twaalf jaar. Een paar scholieren stonden in een groepje moeilijk te doen. Gesjor en getrek. In één kluwen richting kassa. Dan, terwijl twee langere jongens een kleintje met een harde duw richting kassa duwden, sprong een ander handig over het afsluitpoortje en sprintte de zaak uit. Onmiddellijk twee beveiligers achter hem aan, maar met meer overgewicht dan overwicht keerden deze snel onverrichter zake terug. Intussen was de rest ook verdwenen. Terwijl hij gefascineerd toekeek, werd hij op zijn hiel gereden door het wagentje achter hem.
Chrisje was opgefokt. Te veel speed gisteren. Alles klonk schel. Net zulk kutlicht als op de plee in de Winston Kingdom Club. En Manolo kon de schijt krijgen met zijn gezeik over dat ze de laatste tijd te weinig binnenbracht. Door hem had ze met die chlamydia al een week geen klanten gehad. En klooien met GHB bleef toch link. De laatste keer ging die gozer zo helemaal out dat ze dacht dat ze hem vermoord had. En wat had het opgeleverd? Een paar tientjes. Manolo had makkelijk lullen die bleef buiten zicht. Waarom liep die zak niet door?
‘Shit’. Zeeger keek om en zag een knap blond ding, met hem de enige Nederlander in de zaak.
‘Doorlopen, opa’. Het kwam schriller haar mond uit dan ze wilde. Ze had een stevige gast met kort, grijs borstelhaar en een dito snor tegen zijn enkels gereden. Zag er uit als dik in de vijftig. Hij had een bordkartonnen koffertje bij zich. De man bukte zich en wreef over zijn voet.
‘Bezig met je uitzet?’ vervolgde ze wat vriendelijker, de uitstalling in zijn karretje overziend. Ze monsterde hem eens. Wel het type dat aan de haak viel te slaan. Zag eruit als vrijgezel, verzorgd genoeg om wat in huis te hebben, vanochtend nog geschoren zo te zien.
‘Mijn uitzet, dat zou er uitzien hè? Ben voor zaken in de stad, de komende tijd. Heb voor drie maanden een pied á terre gehuurd, moet nog wat ingericht worden’. Leuke meid, goed figuur ook. Ze had de leeftijd van Roos, maar wat donderde dat...
‘Je bent geen Amsterdammer?’
‘Nee, geboren en getogen Maastrichtenaar. Ik heb een woonboerderij in Gulpen en dan zit je in de spits al gauw drie uur in je wagen om hier te komen. En met zo’n interim-management …’ deed hij gewichtig, ‘… moet je toch wel een maand of drie zo’n beetje twenty four seven op de werkplek zijn om de boel weer aan het marcheren te krijgen’
‘Limburger! Zou je ook niet zeggen. Je klinkt helemaal niet Limburgs. En hoe vindt je vrouw dat, om drie maanden in haar eentje te zitten?’
‘In de weekenden ga ik naar huis. En thuis spraken we geen Limburgs vroeger. Mijn vader was bij de Douane, een echte Hollander.’ Hij moest wel een beetje uitkijken met het gefantaseerde leventje dat hij haar voorschotelde. Hij was aan de beurt en duwde zijn karretje verder, stalde zijn gerei op de band en trok zijn portemonnee. De kassière duwde de scanner voor zijn pinpas al naar voren maar hij gebaarde dat hij contant wilde betalen. Een betaalpas, dat moest hij nog allemaal gaan regelen. Verdomme, ze hadden hem bij de reclassering met louter biljetten van honderd euro opgescheept.
‘Heeft mijnheer niet kleiner?’ de kassière keek hem afwachtend aan. Zeger zag een mooi afro-kapsel voor zich. Ze hield hem het biljet met een afwerend gebaar voor.
‘Nee, het spijt me, ze konden bij mijn bank alleen grote coupures uitgeven’
Sjeezus, die goser heb centen. Chrisje zag mogelijkheden opdoemen. Gast was in goeden doen, alleen in de grote stad, zou de komende week geen vrouwtje zien. Maar waarnaartoe? Thuis lag Manolo zijn roes uit te slapen en het was een teringzooi. Ze had het verdomd om die resten van die vaas met bloemen die hij vannacht naar haar hoofd smeet op te ruimen. Ze was in haar broek geschoten en de straat opgerend. Gelukkig erbij nagedacht haar tasje met spullen mee te nemen. Snel die ceintuur afrekenen en zien of ze hem nog kon spotten. Ja, daar stond-ie. Om zich heen te kijken. Hij greep in zijn jasje en haalde er een papier uit waarop hij tuurde.
‘de weg kwijt, ouwe?’
‘ik zoek de Nierkerkestraat. Does that ring a bell?
‘Nierkerkestraat, Nierkerkestraat ….’ Nadenkend wreef Chrisje door haar krullen. Moet een zijstraat van de Baden Powelllaan zijn. Is ook een stuk uit haar eigen buurt. Manolo zal de komende uren wel niet zijn nest uitkomen, maar ze liep toch liever niet het risico hem tegen het lijf te lopen. ‘Ik heb wel een idee waar het ongeveer is, maar het is moeilijk te wijzen. Zal ik een eindje met je meelopen?’
De goden leken Zeger goed gezind. Zoveel hulpvaardigheid was hij de afgelopen twaalf jaar niet tegengekomen. Om maar te zwijgen over de gestalte die de hulpvaardigheid had aangenomen. Het strakke truitje boven de lichtjes op de knieën gescheurde jeans liet weinig te raden over. Energiek liep ze voor hem uit.
‘Je ben hier goed bekend?’
‘Ik woon ook in West.’
‘Student?’
‘Nee, ik werk voor de kost. Nail studio’. Ze spreidde haar handen met kunstig gepolitoerde nagels voor hem uit. Ze had kleine bruine sproetjes op de rug van haar hand. In het zonlicht glansden dunne blonde haartjes. Ach, zo had hij hier met Roos kunnen lopen. Hoewel hij wel hoopte dat ze iets meer van een opleiding zou hebben afgemaakt. Nail studio’s waren toch maar vage beroepsomgevingen met weinig toekomstperspectief. Waren toch meestal witwasbedrijfjes? Pop-ups die even snel verdwenen als ze gekomen waren, als krokussen in de lente. Althans, dat was twaalf jaar geleden zo. Wie weet wat er allemaal veranderd was in het nagelstudio-wezen. ‘Verdient dat nou wat, zo’n nagelbedrijfje?’
‘Wisselt hè? We gaan pas open op woensdag. In het begin van de week investeren de dames nog niet in hun vingers. Veel klantjes verdienen de kost met hun handen en zijn bang de nagels te beschadigen op het atelier of in de tomatenkas. Op vrijdag loopt het storm, dan gaan ze stappen.’ Het zou wel wat zijn, een beetje vaste baan. Collega’s. Niet meer in elkaar geslagen worden. Moeilijk kon het niet wezen. Wat je bij jezelf lakt kan je ook bij anderen lakken, toch? Feitelijk was een beetje knappe opmaak nu ook al onderdeel van haar huidige job. Wat ze nu verdiende ging allemaal naar die bink. Ze moest uren soebatten voor een tof jurkje of nieuwe lingerie, feitelijk toch beroepskleding. Nee, hoe langer ze erover nadacht hoe aanlokkelijker de nagelstudio werd. Maar eerst had ze de centen van deze gast nodig. Misschien niet meer terug naar Manolo. Een paar dagen onder de radar bij Shirley. Daar zocht-ie haar natuurlijk. Een plek waar hij haar niet zou zoeken. Vindt die maar eens.
‘Oh, je bent vrij vandaag? Je zou me een stukje van de buurt kunnen laten zien.’ Zeger trok zijn meest innemende gezicht. Wilde niet op de versiertoer lijken. Was-ie alles wel beschouwd ook niet. Hij voelde eerder iets vaderlijks dan dat hij een prooi in haar zag. ‘Je zou even een bakkie bij me kunnen doen.’
‘Zou kunnen, zou kunnen…’ hield ze het een beetje in het midden. Niet te gretig happen. Ze ging wel wat dichter tegen hem aanlopen. Toch wel bijzonder, iemand die belangstelling voor haar had. Iemand die aardig deed en zijn handen thuishield. Was ze al lang niet meer gewend. ‘Heb je al wat in huis dan?’
‘Ik heb glazen, kopjes, borden…. Maar niets erin. Moeten we even langs een Aldi of zo. Wil je koffie?
‘Je moet je nieuwe home toch inwijden. Ik lust wel een slokkie van ’t een of ’t ander. Daar aan de overkant is een Gall & Gall’.
Gewapend met een fles Lambrusco (‘lekker zoet, beetje prik’) vervolgden ze hun weg. Een bleek zonnetje kleurde de grauwige lucht nét één tint optimistischer. Ook Zegers humeur was sinds zijn struikelende entree aanzienlijk opgeklaard. De eerste dag van de rest van zijn leven begon onverwacht veelbelovende trekken aan te nemen. Net alsof Roos hem was komen ophalen. Zou die nog met haar ouwe een glaasje willen drinken? Ach, dat boek moest hij dichthouden.
‘Kijk, en als je hier nou de hoek om gaat, dan ben je effectief in de Niekerkestraat.’
Zeger nam zijn nieuwe woonomgeving op. Flets, rommelig. Een halfvolle vuilniszak, van boven opengepikt, werd door de wind voort geblazen. Boven de flats cirkelden meeuwen. Ze scheten ook, zag je op het trottoir. Verderop waren een paar jongens aan het skaten. Een betonnen trapje voor de flats is de challenge. Tik, tik, tik, baff.. ., en dan overeind blijven. Het portaal zat vol graffiti.
Is dit nou de buurt voor een pjeeateir? Chrisje had zich een andere voorstelling gemaakt. Het leek goddomme wel haar eigen buurt. Zaten deftige heren in zo’n gribus?
‘Wel wat anders dan een woonboerderij?’ zei ze met een scheef lachje.
‘Tja, dat is het risico als je via Funda iets regelt. Maar het is mooi in de buurt van de Zuid-as, waar ik werk. Vier haltes met de metro. Ik hoef hier alleen maar te slapen’. Inwendig moest Zeger grinniken. Dat kreeg je ervan als je de bink wilde uithangen en nog geen nagel had om je reet te krabben. ‘We hebben te drinken en we hebben een dak boven het hoofd. Mag ik je uitnodigen’. Met een wijds gebaar liet Zeger haar voorgaan, de vier betonnen treden op. De jongetjes wachtten zowaar even tot ze boven was.
‘De lift zal het ook wel niet doen’ was Chrisje pessimistisch. Maar dat werd gelogenstraft. Een druk op de knop, na twintig seconden opent de deur zich. Twee mannen, waarvan één in djalaba, kwamen in een druk gesprek in het Arabisch naar buiten. Zeger drukte op de knop voor de derde verdieping, opende boven aangekomen de liftdeur en liet Chrisje binnen in zijn nieuwe woning.
De kaalslag die de buitenkant al aankondigde, was hier volledig. De inrichting was beperkt tot de uiterste noodzakelijkheden. Een tafel en vier stoelen op een vaal karpet. Een slaapkamer met een bed en een wastafel. Een mottige deken en vergeelde lakens. In de woonkamer hing uit het plafond een peertje aan een stroomdraad. Dus dit was zijn nieuw begin. Kip noch kraai, deze juffrouw als enige, nou ja, bekende, hij had niet eens gezegd hoe hij heette, laat staan dat hij haar naam kende.
‘Laat ik me eerst eens voorstellen, ik ben Zeger’
‘Ik ben Chrisje .Wat ik zei, knappe tent hier’.
‘Ja, ik moet het een beetje inrichten’. Voor wie, vroeg hij zich af. Wat ging hij hier uitvoeren? In Amsterdam een nieuw leven beginnen? Moest hij terug naar Schoonhoven? Kwam hij weer bij zijn maten terecht, en hij had zich voorgenomen uit de bak te blijven. Zou hij weer aan de slag gaan als stoffeerder? Zou er meer emplooi zijn dan dertien jaar geleden? Een vaste baan had hij in die tijd. Toen hij met Geraldine trouwde konden ze op zijn salaris zo een fijn huisje kopen. Het kon niet op. Mooi ingerichte kinderkamers hadden ze. Van de ene dag op de ander stond hij op straat. Kwam wel weer goed, dachten ze. Tegen beter weten in hield hij de schijn op voor Geraldine. Wekenlang ging hij ’s ochtends het huis uit, stoffeerdersspullen mee in de auto, om de hele dag wat rond te rijden en in het café te hangen. Boodschappen deed hij maanden op de pof. Toen hij nergens meer op krediet kon rekenen kwam er die mogelijkheid om in één keer uit de problemen te zijn. Kon niet missen. Ze hadden een pistool dus die glitterverkoper moést wel met zijn spullen komen. Ging die gast met een honkbalknuppel rondzwaaien. Het was zijn eerste misdrijf, maar wel met dodelijke afloop. Weg was zijn leven. Laat de stoffeerder hier maar weer opstaan. Kon hij mooi met deze kamer beginnen. Morgen maar eens in de buurt gaan rondkijken. Ook een goed verhaal om straks aan dat mens van de reclassering op te hangen. En het zou fijn zijn om met Chrisje in contact te blijven.
Chrisje had intussen zijn tas van de Aldi gepakt en begon te redderen in de keuken. Veel zaaks was het niet, maar misschien kon ze het een beetje gezellig maken. Was die gozer al alleen, kon-ie toch wel een beetje huiselijkheid om zich heen hebben. Er zou een vaas met bloemen moeten zijn. Ze betrapte zich op die gedachte. Waar was ze nu helemaal mee bezig. Zijn centen had ze nodig, ze was niet van het Leger des Heils. Of moest ze hier blijven? Ze zag zich al samen met die Zeger optrekken. Hij had de poen om haar te onderhouden, dat had ze al lang gezien. Maar zou hij het willen? Hij zat hier nu in zijn eentje, maar over een week of vier was-ie weer weg. Terug naar moeder de vrouw. Dan zat zij nog steeds hier met Manolo in de buurt. Nee, Zeger was een man en mannen waren een onberekenbare factor. Take the money and run.
‘Zal ik de borden hier in de kast boven de aanrecht zetten’ gilde ze naar voren.
‘Is goed. En laat dan de wijn maar doorkomen’
Jasses, daar schoot een muis weg. ‘Ja mag ook muizenkorrels op je boodschappenlijstje zetten’ riep ze. ‘Ze lopen hier gewoon over de vloer.’
‘Dat komt allemaal goed, wanneer het een beetje ingericht is. Nu is het tijd voor de drank!’
Bedrijvig kwam ze uit de keuken met de kurkentrekker in één hand en de fles in de andere.
‘We zouden er eigenlijk een muziekje bij moeten hebben’ zei Zeger. ‘Daar zorg ik een volgende keer voor’. Op het Waterlooplein kon hij vast wel wat aan inrichting bij elkaar scharrelen. Een fris kleedje voor op tafel. Een paar schemerlampen. Misschien iets aardigs voor aan de muur. Nette vaste vloerbedekking van de Tapijthal. En erachter komen hoe muziek tegenwoordig werkte. Hij had wel begrepen dat je met een cd-speler niet ver meer kwam, maar hoe je nu Spotify in je huis kreeg? Er ontwikkelde zich een visioen van een soort huiselijkheid en in dat visioen figureerde Chrisje ook wel. Als regelmatige gast? Als iets wat verder ging? Hij klemde de fles tussen zijn knieën en draaide de kurkentrekker in de kurk. Hij zette kracht, zijn schouders schokten licht en de kurk floepte de fles uit.
‘Oh, heb ik de glazen in de keuken laten staan’ schrok Chrisje. ‘Kom maar hier met die fles, dan schenk ik ze even in’ en ze verdween in de keuken. Ze vulde de glazen en reikte snel in haar tasje naar het flaconnetje. Uitkijken met de dosering van die GHB, er moesten geen dooien vallen. Zorgvuldig goot ze de inhoud in het ene glas wijn, nam beide op en kwam terug in de kamer. Met een brede glimlach overhandigde ze Zeger zijn glas en hief het hare.
‘Proost, op je nieuwe onderkomen’
Zeger hief zijn glas maar plots schokte Chrisje’s hoofd en greep ze met haar vrije hand naar haar oog.
‘Chrisje! Wat gebeurt er?’
‘Shit, er zit iets in mijn oog, au, oei’ Chrisje zette snel haar glas op tafel en begon in haar oog te wrijven.
‘Wat is het?”
‘Ik weet het niet, een vuiltje of een haartje. Ach, shit, even mijn spiegeltje uit mijn tas’ en ze rende naar de keuken.
Zeger zette zijn glas ook op tafel en keek tevreden om zich heen. Goed, het was nog een kale bende, maar het begin was er. Een feestelijke fles wijn en twee glazen. Opeens zag hij een vieze plakselvlek op Chrisje’s glas, op de plek waar de Action sticker had gezeten. Snel verwisselde hij beide glazen. In de keuken leek het mee te vallen, want Chrisje kwam al weer terug.
‘Nou, op mijn nieuwe onderkomen’ hief Zeger het glas.
‘En op een hele mooie toekomst’ antwoordde Chrisje en nam een grote slok.